Column schoolbezoek: het meisje zonder angsten


Dinsdagochtend, elf uur. Het Groene Hart Rijnwoude in Hazerswoude-Dorp. Mijn medeschrijvers zullen het met me eens zijn dat je na de eerste drie passen in een school al kunt voelen of dit een werkdag of een feestje wordt. Ik heb maar één pas gezet, om te weten dat deze dag tot de laatste categorie gaat horen. In de kantine wordt net een jarige docent door twee mannelijke collega’s met een eigen gemaakt liedje toegezongen. De bel die de volgende les aankondigt is een sample van Fire (vorige week was het nog Habiba van Boef, laat ik me later vertellen). En er is taart in de personeelkamer. En vers belegde broodjes. Altijd goed.

Vandaag staan er vier dubbele klassen op het programma. De meeste leerlingen hebben een boek van mij gelezen of zijn er in elk geval in begonnen. Ik merk al snel dat wat ik gisteren deed – ze op blind boekendate sturen – hier niet werkt. De groep is te groot en de vragen branden in hun keel. Ik besluit al snel mijn programma om te gooien. Ik een feestje, jullie ook een feestje. Maar bij elke vraag die ze stellen, wil ik ook een vraag terug stellen.

Ze hebben er over nagedacht, dat is zeker. De een wat langer (‘Wat wil je bereiken met je boeken’) dan de ander (‘Heb je een frituurpan?’), maar niemand zit zonder vraag. Natuurlijk komen ook de vragen voorbij die ik al veel vaker heb beantwoord. Sommige verontschuldigen zich van te voren, omdat ze ergens wel vermoeden dat ze een clichévraag hebben. Maar clichévragen zijn juist goed, moedig ik ze aan. Een cliché betekent dat het een miljoen keer vóór jou, ook heeft gewerkt.

Een van die clichévragen komt van een meisje met een lange, blonde paardenstaart. Ze vraagt waar ik mijn inspiratie vandaan haal.

Ik vertel dat ik bij mijn laatste boek uit mijn eigen angst heb geput. In De eliminatie wordt mijn hoofdpersoon opgesloten met negen anderen, waarvan de helft het niet zal overleven. (zelfpromo aan / 15 november bij Best Of YA / zelfpromo uit). Een onuitputtelijke bron van inspiratie dus, want ik ben voor alles bang.

Op mijn beurt wil ik weten waar zij bang voor is. Stel dat ik een boek zou schrijven over haar angst, waar zou dat dan over moeten gaan?
‘Nergens over,’ zegt het meisje. ‘Ik ben niet bang.’
‘Ook niet voor hoogtes?’ vraag ik.
‘Nee.’
‘Kleine ruimtes?’
‘Nee.’
‘Spinnen?’
‘Pfffff…’
‘Clowns? Naalden? Bloed?’
Haar blonde paardenstaart schudt steeds harder mee op haar hoofd.
De dood, dan? probeer ik als allerlaatst. Mwoah. Ze haalt haar schouders op. Misschien. Een beetje dan. Maar ik vermoed dat ze meer toegeeft om mij tegemoet te komen, dan dat ze echt bang is.

Na het laatste lesuur kom ik haar samen met haar vriendin tegen bij de uitgang van school. ‘He,’ begroet ik haar. ‘Het meisje dat nergens bang voor is.’
Ze kijkt me aan. Van dichtbij zie ik pas haar goede, strakke gezichtstrekken. Felblauwe ogen. Een meisje dat jongens met één blik kan vloeren. Dan lacht ze en breekt haar gezicht open. Tegelijkertijd wordt in mijn hoofd Het Meisje Zonder Angsten geboren. In een paar seconden strekt zich een verhaal voor me uit waarin zij de hoofdrol speelt. Een meisje dat oog in oog komt te staan met de meest verschrikkelijke dingen. Die moordenaars, ontvoerders en andere boemannen doet sidderen, omdat ze vrij van angsten is.

In de trein terug naar huis laat ze me niet los. En ’s avonds schrijf ik een paar losse zinnen op papier. Ik weet nog niet waar ik haar mee naar toe zal nemen, maar ergens zal ik haar ooit opvoeren.

Pascal, ik heb een beter antwoord gevonden. Een die meer echt is. Een clichéantwoord op een clichévraag, maar daarom zo echt als wat. Mensen zoals jij zijn mijn inspiratie.

Een reactie plaatsen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *